De faculteit Economische, Sociale, Politieke en Communicatiewetenschappen (ESPO) en het Interdisciplinair Onderzoekscentrum voor Arbeid, Staat en Samenleving (CIRTES) binnen het IACCHOS.
Onderzoek uitgevoerd in samenwerking met het CeSO (Centrum voor Sociologisch Onderzoek) en ReSPOND (Research Institute for Social Policy and Family Dynamics) van de KU Leuven.
Uitdagingen
De Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW's), die in België het recht op sociale bijstand waarborgen, hebben als taak ervoor te zorgen dat hun begunstigden een menswaardig bestaan kunnen leiden, door hen verschillende soorten financiële en sociale bijstand te verlenen. De federale regering heeft de OCMW's van de drie Gewesten (Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Wallonië en Vlaanderen) voorgesteld om de REMI-software (referentiebudget voor een waardig leven) te gebruiken in ruil voor een subsidie gedurende twee jaar. Technisch gezien is REMI een expertsysteem op basis van een software met behulp van symbolische kunstmatige intelligentie. Het meet de werkelijke financiële behoeften van mensen en hun gezin die gebruikmaken van sociale bijstand op basis van hun individuele situatie. De invoering van dit instrument in de OCMW's past in de grootschalige digitalisering van de sociale dienstverlening die momenteel aan de gang is. Deze veranderingen zijn bedoeld om de verstrekking van sociale uitkeringen te vereenvoudigen, door de toekenning ervan te automatiseren en de administratieve werklast voor maatschappelijk werkers te verlichten. De grootste uitdaging was om te bepalen onder welke institutionele, organisatorische en praktische voorwaarden deze software gebruikt kan worden om de maatschappelijk werkers die in direct contact staan met gebruikers en middenkaders, concreet te ondersteunen bij hun taken. Het doel was meer bepaald om na te gaan in welke mate en op welke manier het gebruik ervan al dan niet een impact heeft op de praktijken van toekenning van deze bijstand en op de begeleiding van de aanvragers door de maatschappelijk werkers.
Bijdrage van de UCLouvain
Martin Wagener, arbeidssocioloog en professor sociale politiek, doet al een hele tijd onderzoek naar de voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van sociale beleidslijnen. De digitale transitie is daarbij een van de belangrijke variabelen om de transformatie van socialezekerheidsstelsels, werkgelegenheid en werk in de sociale sector te begrijpen. Périne Brotcorne, sociologe, onderzoekster aan het CIRTES en gastdocente aan de open faculteit voor Economisch en Sociaal Beleid (FOPES) en de faculteit Economische, Sociale, Politieke en Communicatiewetenschappen (ESPO), is gespecialiseerd in thema's die verband houden met de gevolgen van de algemene invoering van digitale hulpmiddelen in de openbare dienstverlening. Bij dit onderzoek werden beide domeinen van expertise gecombineerd en werd aandacht besteed aan de concrete gevolgen die de algemene invoering van deze instrumenten in de overheidsinstellingen van de verzorgingsstaat heeft voor de verschillende aspecten van het werk van professionals. Samengevat wijzen de resultaten erop dat de algemene invoering van REMI ambivalente gevolgen heeft in een context van dubbele onzekerheid: ten eerste op financieel vlak (structureel gebrek aan financiering, onduidelijkheid over het deel van de financiële lasten dat gedragen wordt door de OCMW's), en ten tweede op het vlak van de beoogde doelstellingen (vrees voor verlies van autonomie en standaardisering van de beroepspraktijken, vrees voor zowel meer controle van de werknemers als meer activering van de aanvragers). Uit de resultaten blijkt dat het gebrek aan duidelijkheid over de doelstellingen en de implicaties van de algemene invoering van deze software ertoe leidt dat professionals deze beschouwen als een willekeurige keuze die opgelegd wordt van bovenaf, zonder echte maatschappelijke meerwaarde. Ze zijn van mening dat de invoering nutteloze administratieve verplichtingen meebrengt. De oorzaak van die gevoelens is dat de software op lokaal niveau niet wordt begrepen of besproken. De resultaten van het onderzoek herinneren eraan hoe cruciaal het is dat technologische veranderingen door de actoren in het veld gerechtvaardigd worden, om het draagvlak voor projecten en de goede uitvoering ervan te bevorderen.
